Zonder grenzen, paspoorten of taalbarrières: lezen over de levens van anderen

De tedere verteller - Olga Tokarczuk
Geschatte leestijd: 4 minuten
Olga Tokarczuk, De tedere verteller. Essays. Vertaald door Charlotte Pothuijzen en Dirk Zijlstra (De Geus, 2023)
ISBN: 9789044547993
277 blz, prijs € 23,99

Menig hartstochtelijk lezer zoekt zo nu en dan bevestiging dat lezen meer is dan zomaar tijdverdrijf. Dat tijd doorgebracht tussen letters en pagina’s niet zomaar verspild is, maar waardevol is geweest. De lezer op zoek naar bevestiging en zingeving doet er goed aan als volgende boek de essaybundel De tedere verteller van Olga Tokarczuk op te pakken. In deze zelfverklaard eerst-lezeres-dan-pas-schrijfster is een bondgenoot te vinden die in haar schrijven zin geeft aan het lezen.

Door Christie Miedema

Het titelessay schreef en sprak Tokarczuk uit bij de aanvaarding van de Nobelprijs voor de literatuur in 2018. Uit deze bundel blijkt dat de daarin aangestipte gedachten over literatuur, de ontwikkeling van personages en verhaallijnen en het nut van lezen en herlezen haar langere tijd hebben beziggehouden.

Tokarczuk ziet in de literatuur een tegengif voor de door internet opgelegde gerichtheid op feitelijkheid – zowel de echte als de geveinsde of gefakete. Voor het ‘geloven’ van literatuur zijn feiten niet nodig of zelfs voldoende. Wie met slechts rationaliteit de literatuur benadert doet haar onrecht aan volgens Tokarczuk: “Wie alleen leest om te begrijpen, maakt zicht schuldig aan blasfemie. Je leest om ontroerd te raken, dat is de diepste, volledigste vorm van begrip” (‘Een vinger in het zout’, p. 98). Volgens Tokarczuk leren we van de literatuur veel belangrijkere dingen dan feitelijkheden; ze brengt ons empathie bij. “Mensen die romans lezen … hebben de levens van andere mensen geleefd, zij het tijdelijk” (idem, p. 92). De literaire karakters “stellen ons in staat om ons leven met andere mensen uit te wisselen” (‘Het land van Metaxy’, p. 239). Lezen biedt ons inkijkjes in andere levens, vraagt ons aannames los te laten, feitelijkheden en de realiteit te laten voor het is en vergt oefening in voorstellingsvermogen – ten opzichte van beeld en geluid is het een ontzettend indirect medium. Maar juist daardoor extra waardevol; omdat het ons uitdaagt.

Olga Tokarczuks bespiegelingen over de lezer zeggen ook veel over wat zij als schrijfster wil bereiken. Haar essays bieden spannende inzichten in de totstandkoming van enkele van haar bekendste boeken: een “making of” sensatie voor wie de boeken gelezen heeft en teasers voor wie de boeken nog onbekend zijn, doordat je de ontstaansprocessen van enkele van haar meest fascinerende personages leert kennen. Voor Tokarczuk verblijven deze personages samen met alle karakters uit de wereldliteratuur in een “tussenwereld”. Deze plek, die zij Metaxy noemt, is een aantrekkelijk idee van literatuur als land waar we elkaar allemaal ontmoeten “zonder grenzen, paspoorten, talen.”

Dat in de literatuur, de taligste van de kunsten, talen als barrière weggenomen kunnen worden, illustreert Tokarczuk met haar ode aan de vertalers en een veelzeggende eigen anekdote. Ze vertelde ooit een Franse collega hoeveel inspiratie zij haalde en hoe vaak zij terugkeerde bij de geschriften van Montaigne. De Franse collega keek haar vragend aan en herkende de ervaring op geen enkele manier, omdat de teksten in het oorspronkelijke Frans van Montaigne voor huidige taalgenoten zo moeilijk toegankelijk zijn. De “lichtheid van zijn pen” en “helderheid van zijn gedachten” (‘Het werk van Hermes’, p. 78) die Tokarczuk in de Poolse vertaling kon waarderen, blijft voor de meeste Fransen verborgen. Zo helpen vertalers ons niet alleen over grenzen, maar ook door de tijd heen – en is Tokarczuks oprechte genieten van eeuwenoude filosofische teksten een indirect pleidooi voor meer moderne hertalingen.

De lof voor de vertalers komt echter niet alleen van Tokarczuk als lezeres, maar ook van haar als schrijfster. Ze prijst de vertalers voor hun bereidheid om de auteurs uit hun eenzaamheid te verlossen en deelverantwoordelijkheid voor de tekst te accepteren. Tokarczuk spreekt uit ervaring, na zij eveneens in 2018 – samen met haar vertaalster – de International Booker Prize won voor de Engelstalige versie van Bieguni (in het Engels verschenen als Flights, in het Nederlands als De rustelozen). Ook in het Frans, Zweeds, Duits wisten haar vertalers haar boeken zo te ontsluiten dat er prijzen op volgden.

De laatste manier waarop Tokarczuk inzicht geeft in haar schrijven is door middel van haar essays die niet over schrijven gaan. Haar bespiegelingen op reizen, dierenwelzijn, consumentisme en andere ontwerpen verraden de gedachtewereld waarin boeken als De rustelozen en De Jacobsboeken konden ontstaan. Haar rake observaties over hoe reizen ons kan verrijken en ons met vreemdheid kan confronteren en verzoenen, maar ook kan dienen om onze superioriteit te bevestigingen, zetten aan tot verder nadenken over recht, onrecht en schaamte rondom reizen, voorbij simpele vliegschaamte.

De oefening in vreemdheid die Tokarczuk zoekt in het reizen en lezen, biedt zij ook hier en daar voor de lezer die vooral in de West-Europese fysieke en literaire wereld bekend is. Tokarczuk kent beide op haar duimpje en citeert even graag Jules Verne en Thomas Mann als Stanisław Lem of Julian Tuwim – wat hopelijk meer van haar lezers aanzet tot het verder ontdekken van Poolse literaire werelden. Haar bespiegelingen over het consumentisme zijn eveneens minder plat dan ze in West-Europa zouden zijn geweest, maar in plaats daarvan geworteld in een wereld waarin het kapitalisme nog jong is. Dit leidt tot een uiterst relevante vraag wat overconsumptie en oneindig aanbod doet met mensen die opgegroeid zijn met een constant bewustzijn van schaarste.

Zo doet Tokarczuk in haar essays wat ze met haar literaire werk beoogt: ze opent werelden, overwegingen en levens voor de lezer. Wie meer wil begrijpen over de kracht en de waarheid van fictie, doet er goed aan deze essaybundel op te pakken. Of nog beter: pak één van Tokarczuks romans en dompel je onder in de levens van anderen.

 

Avatar
Over Christie Miedema 29 Artikelen
Christie Miedema heeft een bijzondere interesse in Midden- en Oost-Europa, mensenrechten, sociale bewegingen en migratie. In 2015 promoveerde ze op de dissertatie Vrede of Vrijheid?, over Westerse linkse organisaties en hun contacten met de oppositie in Polen in de jaren tachtig. In 2019 publiceerde ze het boek Not a Movement of Dissidents over Amnesty International achter het IJzeren Gordijn. Sinds 2015 is ze campaigner voor Clean Clothes Campaign en zet zich op vrijwillige basis in voor Libereco – Partnership for Human Rights en verschillende andere maatschappelijke en activistische organisaties.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie