Canetti en Kiš over dichterschap in dagen van oorlog

Geschatte leestijd: 6 minuten

Wie schrijvers langs de Donau wil eren komt vanzelf Elias Canetti (1905-1994) en Danilo Kiš (1935-1989) tegen. Canetti in het Bulgaarse Ruse, Kiš in Novi Sad, zo’n zeshonderd kilometer stroomopwaarts. Al hebben beide schrijvers alleen tijdens hun kinderjaren in die steden gewoond, de multiculturele, veeltalige wereld van de Donau is in heel hun werk aanwezig. Bij Canetti nadrukkelijk in zijn autobiografisch werk; bij Kiš meer verhuld in zijn verhalen en romans. Tegen die achtergrond schreven ze in hun beider essays over de betekenis van dichterschap in dagen van oorlog.

Door Werner Pieterse

Elisa Canetti (foto bron: Wikimedia Commons)
Elisa Canetti (foto bron: Wikimedia Commons)

Aan het begin van zijn beroemde in 1976 gehouden rede ‘Der Beruf des Dichters’, vertelt Elias Canetti hoe hij bij toeval op deze regel van een anonieme dichter stuit: ‘Es is aber alles vorüber, wäre ich wirklich ein Dichter, ich müßte den Krieg verhindern können.’ De ‘bombastische, grootsprakige pretentie’ van de op september 1939 gedateerde regel ergert hem; alsof een enkeling en uitgerekend een dichter de catastrofe had kunnen verhinderen. Maar de dag daarop beseft hij bij herlezing hoe de zin, vooral door het gebruik van het conjunctief, voor hem ook het wezen van dichterschap verwoordt: de zware verantwoordelijkheid voor de woorden èn de erkenning van het falen ervan. Voor Canetti is de ware dichter van den beginne af aan de ‘Urheber der wesentliche Werke der Menschheit’, die als ‘Hüter der Verwandlung’ de mythe steeds opnieuw tot leven brengt. De dichter is  bevrijd van doelmatigheid; ‘het streven waar de wereld in gevangen zit’. In die vrijheid voedt hij de hoop, de weerstand tegen de dood, de empathie, het ‘erbarmen’.

De meeste van Kiš’ opstellen over zijn schrijverschap zijn gebundeld in de bundel Homo poëticus; leven reizen, literatuur – op prachtige wijze bezorgd door de schrijver en slavist Guido Snel. Op het eerste gezicht lezen de  ‘autobiografische stukken, essays, polemieken’ als echo’s uit een voorbije wereld. De dagen dat de grote schrijvers (mannen!) rokend in de Parijse cafés zaten, en ‘Oost-Europa’ nog een even grauwe als fascinerende wereld was. Al snel blijkt dat deze ‘voorbije wereld’ alleen het decor is van een dichterschap waar Canetti op doelt. Net als hij zoekt Kiš de vrijheid van de dichter tegenover kleingeestig nationalisme en ideologische systemen. ‘Collectieve paranoia die voortkomt uit afgunst en angst’; maar geworteld is in de ‘individuele paranoia van het geknechte individu dat (zich) het voortbestaan en prestige van de natie, of de naties, het behouden van tradities en nationale relikwieën (…) tot doel stelt’, schrijft hij twee jaar na Canetti’s rede in 1978.

Homo poëticus

Danilo Kiš
Danilo Kiš

Maar in tegenstelling tot Canetti, verzet Kiš zich ook tegen het al te particuliere. Koste wat kost wil hij voorkomen dat hij met autobiografische ‘gegevens’ de publieke opinie beïnvloedt, de autoriteiten imponeert of als ‘Joods’ schrijver wordt gezien; ‘een adjectief als beperking van het zelfstandige naamwoord schrijver’. Homo poëticus bevat dan ook maar twee heel korte autobiografische schetsen: (‘variaties op een autobiografie 1983-1989’ en het nog kortere ‘uittreksel uit het geboorteregister’). Het blijft bij een paar feiten: Kiš is geboren in Subotica in 1935 en wordt in 1939 in Novi Sad gedoopt in de Servisch orthodoxe kerk. Het ritueel zal zijn leven redden. Nadat ze in 1941 wonder boven wonder zijn ontkomen aan de massamoord op de Joodse bevolking van Novi Sad, vlucht het gezin naar vaders familie in Hongarije. In 1944 worden ze daar met de honderdduizenden Hongaarse Joden, alsnog weggevoerd. Alleen de gedoopte Danilo ontkomt. In 1947 wordt hij gerepatrieerd en groeit op in Cetinje (Montenegro). Hij studeert in Belgrado en wordt lector Servo-Kroatisch aan verschillende Franse universiteiten. Kiš sterft in 1989 als ‘de laatste Joegoslavische schrijver’. 

Homo poëticus was voor mij de reden om Kiš’ beroemdste boek Een grafmonument voor Boris Davidovitsj eindelijk eens goed te lezen. Het stond al jaren als groezelige Bezige Bij-pocket in mijn kast. Het omvat zeven briljante korte verhalen. Tijdens het lezen zou je kunnen denken aan de woorden van Canetti: ‘Dichtungen von Menschen, die, von uns gejagt, übervorteilt und beraubt, in Elend und Bitterkeit zugrunde gegangen sind’. Stuk voor stuk geven ze de oude mythe een nieuwe stem: de tijdloze strijd van de enkeling tegen het noodlot. Voor Kiš is dat laatste geen abstractie: zijn leven is getekend door ideologische systemen. Nazisme, Stalinisme en uiteindelijk steeds weer het nationalisme. Kiš’ dichterlijke Verwandlung van de oude mythe heeft een heel eigen stem. Hij schrijft sober, bijna kaal, zonder enig sentiment, maar in bijna iedere regel voel je als lezer: juist zo doet hij een mens en daarmee de mens recht. Ook al was Kiš niet religieus, sommige verhalen vertellen op bijna Bijbelse wijze hoe enkelingen zich als helden tegenover de anonieme macht staande houden.

Sleutel

Het titelverhaal van Kiš’ tweede beroemd geworden bundel, Encyclopedie van de doden, laat zich lezen als een sleutel tot zijn andere werk, zowel qua inhoud als vorm. Op een avond in Zweden wordt een schrijver binnengelaten in de tochtende zalen van een enorme onderaardse bibliotheek. Al snel ontdekt hij dat iedere zaal een letter van de encyclopedie bevat. ‘De enige voorwaarde waaraan iemand moet voldoen om in de encyclopedie te worden opgenomen is dat zijn naam in geen enkele andere encyclopedie voorkomt…’. ‘Opgewonden en buiten adem kwam ik bij de letter M; “ik wist heel goed wat ik zocht …”.’ Hij opent het deel met het lemma van zijn vader en leest voor. De nuchtere, bijna kale opsomming van de feiten die daarop volgt beneemt je de adem. Zo laat Kiš gebeuren wat alleen in grootste literatuur gebeurt: er wordt een verloren mens tot leven gewekt. De bibliotheek doet natuurlijk denken aan de eindeloze kille namenlijsten op oorlogsmonumenten en in de kaartenbakken archieven van de vernietigingskampen. Juist door ze die niet te noemen zijn de Shoah en de Goelag aanwezig. Niet als abstracte gebeurtenissen, of in verhalen van helden, maar in een klein mensenleven.

Ondanks zijn afkeer van het particuliere schreef Kiš naast deze twee verhalenbundels een drietal boeken die je in zekere zin autobiografisch zou kunnen noemen (de twee romans Tuin, as en Zandloper en de verhalenbundel Kinderleed). Aan de hand van een enkele brief, wat schaarse feiten en vroege  herinneringen probeert hij in sferen en meanderende beschrijvingen de verloren wereld van zijn jeugd te reconstrueren. Hij toont een ontheemd kinderleven: ‘we woonden altijd in de buurt van stations, overal en nergens, als Ahasverus, maar altijd langs het spoor, in de buurt van treinen’. Overal ligt de dood op de loer en overal wandelt als een schim zijn labiele vader rond, de reizende spoorwegbeambte die onvermoeibaar werkte aan zijn ‘internationale dienstregeling van trein en bootverbindingen in het koninkrijk Joegoslavië’.

Uiteenvallen van Joegoslavië

Kiš’ werk wordt jammer genoeg weinig meer gelezen. Na het uiteenvallen van Joegoslavië is hij opnieuw, net als in 1947 maar nu postuum – stateloos. Zelfs zijn taal, het Servo-Kroatisch, is er niet meer. ‘…es ist alles vorüber…’, zou je met Canetti’s anonieme dichter kunnen verzuchten. Maar toch als dichter, een homo poëticus, heeft hij nauwgezet de levens van kleine helden verteld, mensen die in de grote maalstroom van de geschiedenis ten onder zijn gegaan. Op raadselachtige wijze heeft hij met zijn ‘grafmonumenten’ de doden tot leven gewekt. Ook hij heeft de oorlog niet kunnen voorkomen. Hoe had hij? Maar in al hun kaalheid zijn Kiš’ verhalen een troostrijk getuigenis van mensen die pogen juist dat te doen. Zijn kale vertellingen bewerken wat Canetti Verwandlung noemt of in Bijbelse taal — voor Canetti een van de vele mythes die het wezen van de mensheid tot uitdrukking brengen — omkering, bekering, opstanding.

Nu het opnieuw oorlog is in Europa dringt het oude citaat van de anonieme dichter dat Canetti in 1976 aanhaalt, zich weer op. De pretentie, het bombast ervan klinken ook nu weer mee, net als het verlangen woorden te vinden die  ertoe doen omdat ze bijdragen aan menselijkheid, mededogen, goedheid. Dat kan alleen in het volle besef van de weerloosheid, de vergeefsheid en het falen van het eigen dichterschap: ‘wäre ich wirklich ein Dichter’.

Of is dat te romantisch? De Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov is een groot liefhebber van poëzie. Hij schijnt aan onderhandelingstafels te kunnen verrassen met het citeren van, soms zelfgeschreven, poëzie; ook Radovan Karadžić, schreef gedichten en zijn rechterhand Nikola Koljević was een vermaard kenner van Shakespeare. Hoeders van de verandering hebben vele gestalten, maar toch… Om met Canetti’s opstel af te sluiten: ‘Wenn durch Worte soviel auszurichten ist, – warum läßt es sich nicht durch Worte verhindern?’

Het werk van Danilo Kiš is, naast Homo Poëticus (Privé domein nr. 310) alleen nog antiquarisch verkrijgbaar. Elias Canetti’s rede uit 1976 is opgenomen in: Das Gewissen der Worte, essays. In het Nederlands antiquarisch te krijgen als: Het geweten in woorden.
Avatar
Over redactie Donau 196 Artikelen
Donau is een platform voor artikelen over Midden- en Zuidoost-Europa. U kunt hier reportages, interviews en achtergronden lezen over de culturen, samenlevingen en politieke ontwikkelingen van Hongarije tot Oekraine en van Albanië tot Rusland. Als enige tijdschrift over Midden en Zuidoost-Europa in het Nederlandse taalgebied probeert Donau clichés te ontkrachten en een genuanceerd en gevarieerd beeld van het gebied te scheppen.