Voorpublicatie: Huis te koop – Bohumil Hrabal

Huis te koop - Bohumil Hrabal. Vertaald door: Kees Mercks
Geschatte leestijd: 4 minuten

Bij Uitgeverij en boekhandel Pegasus verschijnt komende week Huis te koop, geschreven door Bohumil Hrabal en uit het Tsjechisch vertaald en van een nawoord voorzien door Kees Mercks. Een voorpublicatie.

Door Bohumil Hrabal

Het was een zeer hete zomer dat jaar. Er voetbalden jochies op straat die elkaar omspeelden door de bal dreunend tegen de betraliede kelderramen te schieten om zo een een-tweetje met zichzelf aan te gaan en de ander te passeren. De huisbewaarster vertrouwde meneer Míťánek toe dat meneer Valerián beslist op toneel- of dansles moest zijn gegaan, of inmiddels stapelgek moest zijn geworden, want hij huppelde beneden in het souterrain op en neer met een man tegenover zich, waarbij ze beiden van ’s ochtends vroeg goedkope vermout uit de fles dronken en elkaar toeschreeuwden: ‘Vooruit met de geit!’ En meneer Valerián zou een maand geleden pottenbakkersklei en eergisteren een speciekuip hebben laten bezorgen, en de huisbewaarster had ook gezien dat hij halfnaakt door dat souterrain liep met alleen een hondenvel over zijn blote bovenlijf geslagen, zo’n beddenkleedje, en dat daar ook nog een andere vent rondliep met net zo’n beddenkleedje over zijn blote bast. En elke dag kwamen er twee vrouwen langs, beiden met een hoed met kersen op het hoofd. En die twee kerels in hondenvel bedreigden elkaar met net zo’n stenen bijl als Robinson Crusoë had gehad.

Meneer Míťánek schoof de katoenen band van zijn arm die aangaf dat hij hulpagent van politie was, want in zijn vrije tijd betrapte hij burgers die van de rijdende tram sprongen, en gaf hun een bekeuring. Het was een zeer hete zomer dat jaar.

‘Ik ga daar maar ’ns een kijkje nemen,’ zei meneer Míťánek en klopte op de deur van het souterrain.

Bij de muur van de Drie-eenheidskerk was een metselaar op een steigertje bezig het beeld van de Heilige Thaddeüs te repareren, want daarvan was een knie en een oog door verwering weggevreten. De koster van de kerk peuterde roestige schroeven uit de pastoriemuur waarmee dankbordjes waren bevestigd die de hele muur bedekten.

‘Hemelse goedheid, opgedonderd met die persoonsverheerlijkingen,’ schold de koster.

‘Duistere praktijken,’ zei de metselaar instemmend en viste een zandstenen knie en oog uit zijn tas.

‘Bijna had ik m’n nagel eraf gescheurd,’ zei de koster met zijn hand wapperend. ‘Hebben ze in die hemel van jullie soms ook titels?’ vroeg de metselaar en wees op een bordje dat de koster in zijn hand hield: H. Judas Thaddeüs, wij danken u dat u ons bij de storm zo snel te hulp bent geschoten. Ing. K.H. en Dr. J.K.

‘Emaillen aangetekende stukken en metalen expresbrieven,’ zei de metselaar nog steeds op spottende toon. ‘Wie bezorgt die post daarboven?’

‘Hemelse goedheid,’ schold koster, ‘er zijn in totaal wel tweehonderdtien van die bordjes en elk heeft vier schroefjes, dus dat zijn bij mekaar achthonderdveertig schroefjes, en die moet ik er met m’n blote poten uit zien te peuteren. Opgedonderd met die persoonsverheerlijkingen!’

‘Dit vereist wel wat gezond verstand,’ zei de metselaar en keek of het oog op het edele zandstenen beeld paste.

‘Maar da’s nog niet alles,’ verzuchtte de koster. ‘Als ik alles los heb geschroefd, moet ik die emaillen briefjes ook weer in de kerk vastschroeven, maar dan aan de andere kant van de muur. En met deze tengeltjes!’ zei hij op zijn handjes wijzend. ‘Dat zijn dan nog ’ns achthonderdveertig schroefjes. Maar eerst moet ik dan acht- honderdveertig gaatjes boren en daar achthonderdveertig plugjes in slaan! En die muren lijken wel van beton, lieve hemel, waarom maakt de kerk niet gewoon alles voor de eeuwigheid?’

‘Komt u verder, ik ben de tante van de kunstenaar,’ nodigde een knokige hand hem uit binnen te komen.

‘Ik ben hulpagent van politie,’ zei meneer Míťánek met een buiging. Hij liep het souterrain met het atelier in, waar de vlammetjes in de open haard flakkerden en de kunstenaar in de persoon van meneer Valerián kalk stond te mengen in de speciekuip, terwijl tantelief in een zwarte jurk met een pook het vuur in de haard opporde. Daarna schepte ze van een enorme berg in de hoek kolengruis en gooide dat op het vuur.

‘Vooruit met de geit!’ riep meneer Valerián, hij hoestte een beetje op en spuugde de fluim in de speciekuip.

‘Dat hoor ik graag!’ zei meneer Míťánek. En hij schaterde het uit toen hij zag dat er in de spiegel nog een meneer Valerián kalk in een speciekuip stond te mengen.

Huis te koop
Hrabal, Bohumil
Vertaald door: Kees Mercks
Pegasus, 56 blz., paperback, 2024, ISBN 9789061435099

Huis te koop bevat twee verhalen van Bohumil Hrabal uit de jaren 60 van de vorige eeuw. In beide verhalen lopen verschillende verhaallijnen door elkaar. Het eerste verhaal 'Gietsels en gietseltjes' is onder andere geinspireerd op Hrabals werkzaamheden bij de Poldi-ijzergieterij in Kladno, niet ver van Praag. Zijn werkzaamheden bestonden voornamelijk uit het sorteren van schroot op metalen onderdelen, die vervolgens in de smeltoven omgevormd werden tot gietsels (ingots). De periode dat Hrabal bij Poldi werkte, duurde maar kort: in juli 1952 kreeg hij een gietijzeren wiel tegen zijn hoofd die uit een strop van een hijskraan was gegleden. Hij overleefde het ongeval, maar werd voor zijn leven arbeidsongeschikt verklaard voor zware werkzaamheden. Het voordeel hiervan was dat hij hierdoor meer tijd had om zich aan het schrijven te wijden. Zo schreef hij met enige zelfspot hierover: ‘zonder barst in je kop kan je niet leven’ (‘Kafkade’), ‘maar ik ben daarna wel beter gaan schrijven’ (‘Enkele zinnen’). Het tweede verhaal 'Bedrieglijke spiegels' laat zien waar een van bovenaf opgelegde norm voor kunst toe kan leiden. Vanaf 1949 werd een enorm groepsbeeld gebouwd van arbeiders met Stalin voorop als leider van de arbeidersklasse. Het beeld wordt in 1962 alweer opgeblazen. 
Avatar
Over redactie Donau 196 Artikelen
Donau is een platform voor artikelen over Midden- en Zuidoost-Europa. U kunt hier reportages, interviews en achtergronden lezen over de culturen, samenlevingen en politieke ontwikkelingen van Hongarije tot Oekraine en van Albanië tot Rusland. Als enige tijdschrift over Midden en Zuidoost-Europa in het Nederlandse taalgebied probeert Donau clichés te ontkrachten en een genuanceerd en gevarieerd beeld van het gebied te scheppen.