Een kunstenaar, een moord, en de gijzeling van de geschiedenis

Synagoge op de Stryj-straat in Drohobycz 1910
Geschatte leestijd: 4 minuten
Benjamin Balint, Bruno Schulz: An Artist, A Murder, and the Hijacking of History (New York: WW Norton & Co, 2023)
ISBN: 978-0393866575
320 blz, prijs 28 euro  

 

Vorig jaar verscheen een nieuwe biografie van de Poolse kunstenaar en schrijver Bruno Schulz, waarin ook het spannende verhaal is opgenomen over de geheimzinnige verdwijning van zijn laatste muurschildering, op de kinderkamer van de SS’er in bezet Oekraïne. De biografie geeft ook nieuwe informatie en inzichten over de moord op Schulz, in 1942.

Door André Roosen

In 1924 begon de Poolse schrijver Bruno Schulz (1892-1942) handenarbeid te onderwijzen aan de middelbare school in Drohobycz, een baan die hij de volgende 17 jaar zou bekleden. Door de sleur van het lesgeven voelde hij zich “dagelijks gebrutaliseerd en innerlijk vervuild”, schreef hij. Zijn scholieren herinnerden zich Schulz, die tenger en verlegen was, als een magische verhalenverteller. In plaats van les te geven, verzon hij verhalen voor de klas. “Hij vertelde verhalen, en we hingen aan zijn lippen – zelfs de wildste kinderen luisterden”, herinnerde een oud-scholier zich. “Hij was nooit boos, verhief nooit zijn stem”, zei een ander, “een zachtaardige man”.

Schulz zocht zijn toevlucht in zijn fantasiewereld, de enige plek waar hij echt kon bestaan. Zijn tekeningen tonen femmes fatales. Zij domineren de kleine, beschaamde mannen die op Schulz zelf lijken. De mannen sluipen en kruipen rond onder de heerschappij van de onverbiddelijke vrouwen en aanbidden hun benen en voeten. Zij negeren de mannen die hen verafgoden. In zijn verhalen komen ook toespelingen van Schulz’ masochisme voor. Zijn vrouwen zijn slank, heerszuchtig en afstandelijk, en ze vinden het heerlijk om de mannen te plagen, vooral Jakub, de vader van de jeugdige verteller Jozef. Jozef fixeert zich vaak op de dienstmeid: “Warm van de slaap en met verward haar maalde Adela koffie in de keuken boven, ze drukte de molen tegen haar witte borst, zodat de bonen warm en glanzend werden.”

De Amerikaan Benjamin Balint heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar zowel het leven als de dood van de Poolse schrijver en graficus Bruno Schulz. Net als zijn vorige boek, Kafka’s laatste proces (2019), dat ging over de juridische strijd om de manuscripten van Franz Kafka, die uiteindelijk naar de Nationale Bibliotheek van Israël zijn gebracht, gaat zijn nieuwste boek over een auteur die verschillende culturen bestrijkt en door beide wordt opgeëist: in het geval van Kafka, joods en Duits en in het geval van Schulz, joods en Pools.

Schulz was geboren als een Oostenrijker, in de Habsburgse Dubbelmonarchie van Franz Joseph. Hij leefde als een Pool. Hij schreef in het Pools. Hij kende weinig Jiddisch en wist nog minder van de joodse godsdienst. Hij voelde affiniteit met Poolse schrijvers als Witold Gombrowicz en Stanisław Ignacy Witkiewicz, en zijn grootste pleitbezorger was Jerzy Ficowski.

Schulz stierf echter als een jood. Hij werd slachtoffer van de Holocaust. Hij werd in 1941 ontslagen als leraar handenarbeid als gevolg van antisemitische wetten. Bovendien had hij zijn ouderlijk huis moeten verlaten, omdat hij werd verbannen naar het getto. In Drohobycz was de SS-officier Felix Landau benoemd tot leider van de Joodse Dwangarbeid. Schulz overleefde aanvankelijk door het maken van muurschilderingen in de kinderkamer van Landau’s villa en werd zo de protegé van Landau. Terwijl Landau zich bezighield met de executies van joden, schilderde Schulz zijn afbeeldingen van sprookjes.

Op 19 november 1942 werd Schulz doodgeschoten in het getto van Drohobycz. Eerder die maand had Landau een joodse tandarts neergeschoten die tot slaaf was gemaakt door Karl Günther, een rivaliserende SS’er. “Jij hebt mijn jood vermoord, ik heb de jouwe vermoord”, zei Günther tegen Landau nadat hij Schulz had vermoord. Dat is de omgekeerde versie van de dood van Schulz die de Israëlische schrijver David Grossman vertelt in zijn roman Zie: Liefde (1990). Günther zei tegen Landau: “Ik heb je jood gedood”, en Landau antwoordde: “In dat geval ga ik nu jouw jood doden.”

Benjamin Balint legt uit dat de dood van Schulz zeer omstreden is. Hij is zeker op 19 november 1942 vermoord; een dag die in Drohobycz bekend is komen te staan als ‘Zwarte Donderdag’. Een joodse apotheker had een pistool bemachtigd en op een Gestapo-bewaker geschoten, en als vergelding schoten de Duitsers honderden joden op straat neer. Verschillende ooggetuigen beweren echter verschillende dingen. In sommige verhalen werd hij vermoord door Günther, in andere door Landau, in weer andere door een onbekende Nazi gendarme, een Gestapo officier of een Gestapo agent die hem duiven zag voeren.

Ondanks een intensieve zoektocht na de Tweede Wereldoorlog door Ficowski, werden de muurschilderingen die hij maakte voor Landau niet gevonden. Zestig jaar na de dood van Schulz, werden deze op wonderbaarlijke wijze herontdekt, in februari 2001 toen de Duitse documentairemaker Benjamin Geissler de verloren gewaande afbeeldingen vond. Enkele maanden later, in mei 2001, claimde een Israëlische geheime missie de kunst van Schulz voor de joden. Een team van Yad Vashem verwijderde de muurschilderingen die Schulz maakte voor de kinderkamer in het huis van Landau en bracht ze naar Jeruzalem. Israël werd beschuldigd van kunstdiefstal, hoewel het werk van Schulz niet door Oekraïne was aangewezen als cultureel erfgoed. John Czaplicka, een historicus van de Oekraïense cultuur aan Harvard, vroeg zich af: “Heeft Israël het recht op alle door joden geproduceerde cultuurgoederen?” Yad Vashem beweerde in een officiële verklaring: “Schulz werd vermoord omdat hij een jood was, en dus horen zijn muurschilderingen in Israël thuis.” In de fresco’s van Schulz zat allerlei artistiek verzet verborgen. Zo had hij zichzelf geportretteerd als een vorst op de bok van een rijtuig, wat voor joden verboden was. De muurschilderingen bevatten sprookjesachtige motieven en de gezichten van ridders, schildknapen en koningen hebben opvallend joodse trekken. Bovendien waren de muurschilderingen, volgens Yad Vashem, in een staat van ernstige achteruitgang, na jaren verwaarloosd te zijn geweest, en werden ze nu hersteld.

Drohobycz is tegenwoordig een Oekraïense stad, grotendeels onbewust van zijn multiculturele verleden. Nadat Yad Vashem de muurschilderingen van Schulz had meegenomen, protesteerde de Oekraïense regering. Drohobycz, waar Schulz zo van hield, had het alleenrecht op zijn nalatenschap. Ook Poolse functionarissen veroordeelden de Israëlische actie. Maar totdat de muurschilderingen werden verwijderd, gaf Drohobycz, die nooit een monument voor Schulz had opgericht, weinig om hem. Dit is misschien niet verwonderlijk, aangezien Schulz de Oekraïense bijdrage aan de cultuur van Drohobycz nauwelijks opmerkte.

Balint nodigt de lezer uit om zijn boek te lezen, niet zozeer als een biografie, maar als een poging om de uitgewiste lijnen van verbondenheid tussen Schulz en ons te herstellen, als een portret van een man die op zijn eigen kenmerkende manier het heft in handen nam om onder onmogelijke omstandigheden op te komen voor zijn vrijheid.

Deze recensie verscheen eerder in het Tijdschrift voor Slavische Literatuur
André Roosen is Slavist en kenner van het werk van Bruno Schulz. Samen met Kris Vanheuckelom nam hij het initiatief voor de vertalingen van de brieven van Bruno Schulz.
Avatar
Over redactie Donau 196 Artikelen
Donau is een platform voor artikelen over Midden- en Zuidoost-Europa. U kunt hier reportages, interviews en achtergronden lezen over de culturen, samenlevingen en politieke ontwikkelingen van Hongarije tot Oekraine en van Albanië tot Rusland. Als enige tijdschrift over Midden en Zuidoost-Europa in het Nederlandse taalgebied probeert Donau clichés te ontkrachten en een genuanceerd en gevarieerd beeld van het gebied te scheppen.