De vergeten oorlog

Een groep Albanese KLA-rebellen poserend met het wapen van Albanië. Bron: Oculus News.
Een groep Albanese KLA-rebellen poserend met het wapen van Albanië. Bron: Oculus News
Geschatte leestijd: 11 minuten

De Albanese opstand van 2001

In de slipstream van de conflicten en oorlogen in voormalig Joegoslavië in de jaren negentig kwam de Albanese minderheid in Macedonië in opstand tegen de machthebbers in Skopje. Hoewel een relatief klein en niet zo opvallend conflict, had het grote gevolgen voor het lot van de Albanezen in de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, schrijft Remko Munnik.

“Ik was bang om terug te keren na alles wat we hadden meegemaakt. Ons huis was zwaar beschadigd, meerdere keren leeggeroofd en met graffiti was ‘dood aan alle Macedoniërs’ op de muur gekalkt. En dit was allemaal gedaan door sommigen van onze buren. Dat doet me nog het meeste pijn omdat we een leven gedeeld hebben met deze mensen.”

Door Remko Munnik

Dit indrukwekkende citaat uit 2021 is van een toentertijd 69-jarige etnisch Macedonische vrouw genaamd Danica. In de eerste maanden van het jaar 2001 veranderde het leven van Danica, en dat van vele andere inwoners van Noord-Macedonië, voorgoed. In dat jaar vond namelijk een bloedige en gewelddadige opstand plaats in het Balkan-land waarbij een groep etnisch Albanese rebellen de aanval opende op Macedonische militairen en agenten met als doel verbeterde rechten voor de grote Albanese minderheid in het land. Ruim twintig procent van de inwoners van Noord-Macedonië identificeert zich als Albanees en daarmee zijn ze veruit de grootste minderheid.

Oase van vrede

In het eerste decennium van het bestaan van het jonge Macedonië voelden vele Albanezen zich behandeld als tweederangsburger door de Macedonische meerderheid. Het Albanees was bijvoorbeeld geen erkende minderheidstaal en zodoende kon men dus ook geen onderwijs volgen in de eigen taal. Ook voelden vele Albanezen zich ondervertegenwoordigd in de politiek, het leger en de politie. Ondanks de frustratie onder de Albanezen wordt het eerste decennium uit de geschiedenis van de onafhankelijke voormalige Joegoslavische republiek Macedonië gekenmerkt door een periode van relatieve politieke rust en stabiliteit. Het land werd gezien als een “oase van vrede” in een gebied gekenmerkt door politieke onrust en etnische conflicten. Deze status raakte Macedonië echter abrupt kwijt toen in januari 2001 de Albanese opstand begon. 

Macedonische militairen houden de heuvels rond Tetovo onder vizier op zoek naar NLA-rebellen. Bron: Juliette Terzieff, SFgate.
Macedonische militairen houden de heuvels rond Tetovo onder vizier op zoek naar NLA-rebellen. Bron: Juliette Terzieff, SFgate.

Om te begrijpen waarom een decennium van vrede zo plotseling tot een einde kwam, moeten we eerst de politieke situatie van het naburige Kosovo ten tijde van de millenniumwisseling bestuderen. De oorsprong van deze politieke situatie is echter verder terug in de tijd geworteld. Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw vonden er in Kosovo, een gebied met een speciale status binnen de deelstaat Servië van het voormalige Joegoslavië, namelijk steeds meer protesten plaats waarbij de etnisch Albanese bevolking van het gebied zich afzetten tegen de centrale regering in Belgrado. De Albanese minderheid eiste meer autonomie binnen Joegoslavië, terwijl sommige radicalen zelfs opriepen tot een afscheiding van de multi-etnische staat zodat Kosovo zich kon aansluiten bij Albanië. Nadat vele etnische groepen zoals de Slovenen, Kroaten en Macedoniërs zich al hadden afgescheiden van Joegoslavië, waren rond de millenniumwisseling de Kosovaren aan zet toen ze een opstand begonnen tegen de Servisch-Joegoslavische overheersing. 

Piramidefondsen

Deze gewelddadige opstand deed lang op zich wachten vanwege het feit dat het Kosovaarse bevrijdingsleger (KLA: Kosovo Liberation Army) simpelweg niet beschikte over de juiste militaire wapens om ook maar iets van een opstand te beginnen. Dit veranderde echter in 1997 door een ontwikkeling over de grens in het naburige Albanië. In dat jaar leidde een financieel schandaal namelijk tot een compleet anarchistische situatie in het Balkanland. Een groot deel van de bevolking had met steun van de overheid geld geïnvesteerd in zogenaamde piramidefondsen. Deze fondsen bleken echter al snel niet rendabel te zijn waarna ze instortten en daarmee een groot deel van de Albanese bevolking in de financiële afgrond stortten. Doordat deze fondsen zo fanatiek gepromoot werden door de overheid, richtte de woede zich al snel tot de regering in Tirana. Grootschalige protesten braken uit waarbij ook vele wapendepots geplunderd werden. Veel van deze wapens kwamen uiteindelijk terecht bij etnisch Albanese rebellen over de grenzen met Macedonië en Kosovo. Zodoende beschikte de KLA plotseling over voldoende vuurkracht om de nationalistische opstand te beginnen waar ze zolang op gewacht hadden. Heftige gevechten braken uit tussen de Kosovaarse rebellen en het leger van Joegoslavië. Op een gegeven moment werd de situatie zo nijpend dat ruim 200.000 etnisch Albanese Kosovaren de keuze maakten om de grens over te steken en te vluchten naar Noord-Macedonië. Het feit dat Macedonië in rap tempo overspoeld werd met etnisch Albanese vluchtelingen zorgde voor een demografische aardverschuiving in het land met slechts zo’n twee miljoen inwoners. Vele Macedoniërs waren dan ook bang dat de onrust in Kosovo zou overwaaien naar hun eigen land omdat met het groeiende aantal Albanezen ook het Albanese nationalisme zou kunnen groeien.

Ambiguïteit

Deze angst voor een Albanese opstand werd werkelijkheid in januari 2001 toen een incident het hele land opschrikte. Op 22 januari werd in het kleine plaatsje Tearce, dichtbij de stad Tetovo, namelijk een politiebureau onder vuur genomen waarbij één agent, genaamd Momir Stojanovski, om het leven kwam. De aanval werd opgeëist door het Nationale Bevrijdingsleger (NLA: National Liberation Army) en Stojanovksi kan beschouwd worden als het eerste slachtoffer van de Albanese opstand in Noord-Macedonië. De NLA was een Macedonisch-Albanese rebellengroepering die zich inzette voor betere politieke en culturele rechten voor de Albanese minderheid in Noord-Macedonië. De groep was in 1999 opgericht door twee Macedonisch-Albanese dissidenten, Ali Ahmeti en Fazli Veliu. Er bestaat al sinds de oprichting van de NLA een grote mate van ambiguïteit omtrent het daadwerkelijke politieke doel van de groepering. Zo werd er gesproken over het bevrijden van Albanese gebieden van de Slavische overheersing en op door de NLA opgezette websites werd herhaaldelijk de kaart van ‘Groot Albanië’ getoond. Het idee van een ‘Groot Albanië’ bestaat al sinds 1878 en pleit voor een vereniging van alle Albanese minderheden in Servië, Montenegro, Macedonië, Griekenland en Albanië in één grote etnisch Albanese staat. Vele Albanezen in Macedonië zagen, en zien, een ‘Groot Albanië’ nog steeds als een toekomstideaal. In 2010 stemde meer dan de helft van een groep ondervraagde Macedonische-Albanezen in een onderzoek van de gerenommeerde nieuws-site Balkan Insight vóór een theoretische unificatie van alle Albanezen op de Balkan in een ‘Groot Albanië’.

Pro-NLA steun

Ondanks de uitermate gewelddadige handelswijze van de NLA werd de groepering door een groot deel van de etnisch Albanese bevolking gesteund. Velen zagen het geweld als gerechtvaardigd vanwege de slechte positie in de Macedonische samenleving. Zo ook de 52-jarige Dritan uit Aracinovo. Als etnisch Albanees vocht Dritan in 2001 mee aan de zijde van de NLA. In een interview uit 2021 beschrijft hij hoe men vroeger vanuit een Albanees standpunt keek naar hun Macedonische landgenoten: “Toentertijd zagen we niks goeds komen van de Macedoniërs. Eens in de zoveel tijd kwam de politie het dorp naar binnen stormen om er een puinhoop van te maken en vervolgens weer te vertrekken… Het hele dorp stond logischerwijs dus achter de NLA.”

Deze pro-NLA steun was in eerste instantie nog niet aanwezig onder de Albanese partijen in de Macedonische politiek. De leider van de DPA, Arben Xhaferi, sprak er schande van dat er geweld werd gebruikt om een politiek doel te bewerkstelligen. Samen met Imer Imeri, de leider van de PDP, de andere grote Albanese partij in Macedonië, werd op 20 maart een gezamenlijk statement naar buiten gebracht waarin de partijen het geweld van de NLA volledig afkeurden.

'Groot Albanië' afgebeeld op een kaart van de Balkan. Bron: 1389 Blog.
‘Groot Albanië’ afgebeeld op een kaart van de Balkan. Bron: 1389 Blog.

Na de aanval op het politiebureau in Tearce en de dood van politieagent Stojanovski vond het volgende noemenswaardige incident plaats op 24 februari 2001. Op die dag was een Macedonische tv-ploeg van de zender A1 op weg naar een klein dorpje aan de Kosovaarse grens genaamd Tanusevci. Hun doel was om onderzoek te doen naar geruchten dat het dorp werd gebruikt als toevluchtsoord voor Kosovaarse rebellen die in het zuidoosten van Servië vochten om de daar gelegen Presevo-vallei te ‘bevrijden’. Na aankomst werden de journalisten echter onmiddellijk ontvoerd door NLA-rebellen. Via een gedwongen uitzending verklaarde de NLA via de journalisten de oorlog aan de Macedonische overheid, waarna heftige gevechten uitbraken rond het dorp waarbij drie militairen en een agent omkwamen.

Tetovo

Het conflict was nu echt geëscaleerd en dit werd nogmaals bevestigd toen op 14 maart de aanval op Tetovo werd geopend door de NLA. Hiermee verplaatste het conflict zich naar de op één na grootste stad van het land en brak er een nieuwe fase aan in de opstand nu ook in een stedelijke omgeving gevochten werd. Troepen van de NLA stelden zich op in de heuvels rond de stad en vuurden vanaf daar op de politie en militairen in het dal. De politie en het leger vuurden op hun beurt terug richting de heuvels naar plekken waar ze vermoedden dat rebellen zich zouden bevinden. Bij deze heftige gevechten in Tetovo raakten voor het eerst ook burgers betrokken in het conflict tussen de NLA en het Macedonische leger. Door de aanhoudende vuurgevechten raakten twee vrouwen en een taxichauffeur gewond terwijl één man zelfs om het leven kwam. Toen Sulejman Ramadani op een woensdagmiddag thuis kwam vanuit Skopje werd hij tijdens het openen van de garagedeur geraakt door een verdwaalde kogel. De vader van twee kinderen werd met spoed naar een ziekenhuis in Skopje gereden, maar overleed al onderweg in de ambulance. Deze verdwaalde kogel maakte zodoende van Ramadani het eerste burgerslachtoffer van de Albanese opstand in 2001. Wat de dood van Ramadani nog interessanter en opvallender maakt is dat de Albanese steun voor de NLA stabiel bleef. Ondanks het feit dat niet vastgesteld kon worden of de kogel was afgevuurd door een Albanese rebel of een Macedonische soldaat geloofde zelfs de familie van Ramadani dat het alleen maar gedaan kon zijn door de Macedoniërs. De zwager van Ramadani, Halim Halimi, verwoordde deze intrinsieke Albanese woede richting de Macedoniërs op een allesomvattende manier: “Als het zo doorgaat zullen mensen niet met hun armen over elkaar blijven zitten. Zelfs ik zal dan vechten… We kunnen het niet meer aan. Het duurt al zo lang. Niet een jaar, maar een eeuw van discriminatie.”

Terwijl gevechten rond Tetovo en andere dorpen in het noorden van het land zonder verdere noemenswaardige escalaties voortduurden in april en mei, vond een volgende escalatie in het conflict tussen de NLA en het leger plaats tijdens de eerste weken van juni. Op 9 juni nam de NLA het plaatsje Aracinovo in. Wat deze overname vanuit militair strategisch oogpunt zo belangrijk maakte is dat het dorpje slechts een paar kilometer buiten de hoofdstad Skopje ligt. Hoewel het conflict tussen de NLA en de Macedonische veiligheidstroepen al een aantal maanden voortduurde, ging het leven voor de Macedoniërs uit de hoofdstad en het zuiden van het land zonder al te veel zorgen over het conflict in het noorden redelijk gewoon door. Dit veranderde echter abrupt na de overname van Aracinovo door de NLA. De rebellen bevonden zich nu slechts zo’n tien kilometer buiten de hoofdstad, waardoor veel strategische doelen plotseling binnen het bereik van hun langeafstandswapens lagen. De NLA dreigde dan ook met aanvallen op het overheidsgebouw, een olieraffinaderij en zelfs het internationale vliegveld van Skopje.

NAVO

Niet alleen de Macedoniërs in de hoofdstad waren geschokt door deze ontwikkeling in het conflict, ook de Amerikanen en de NAVO keken met grote zorg naar de escalerende situatie in Macedonië. Het vliegveld van Skopje was namelijk ook van groot belang voor een conflict vlak over de grens met Kosovo. Vredestroepen van de NAVO gebruikten het vliegveld namelijk om via Macedonië naar Kosovo te reizen om daar verdere escalaties tussen etnische Albanezen en Serven te voorkomen. Terwijl de Macedonische veiligheidstroepen er maar niet in slaagden om Aracinovo te heroveren, onderhandelden vertegenwoordigers van de EU en NAVO met Skopje om zo een diplomatieke oplossing te vinden voor de situatie. Uiteindelijk werd een deal gesloten waarbij onder leiding van NAVO-troepen de rebellen uit het dorp werden geëscorteerd. Deze diplomatieke oplossing frustreerde vele Macedonische nationalisten aangezien die gehoopt hadden op een militaire overwinning in Aracinovo. Voor de Albanezen werd het feit dat het de Macedoniërs zelf niet was gelukt om het plaatsje over te nemen juist gezien als een morele overwinning. 

Na de strijd in Aracinovo kwamen de EU en de NAVO tot het besef dat de Macedonische overheid zelf niet in staat was om het conflict met de NLA op te lossen. Het Westen besloot nu om extra druk uit te oefenen op Skopje om over te gaan op onderhandelingen met de NLA om zodoende een einde te maken aan een conflict dat nu bijna een half jaar voortduurde en steeds meer op een echte oorlog begon te lijken. 

Vredesverdrag

Uiteindelijk gaf de Macedonische overheid toe en vanaf eind juli werd in de plaats Ohrid onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de NLA en de overheid in Skopje. Terwijl deze onderhandelingen aan de gang waren en een vredesverdrag nabij leek, vonden er nog steeds incidenten plaats tussen NLA rebellen en de veiligheidstroepen. Op 8 augustus werden in een buitenwijk van Skopje vijf vermoedelijke NLA-rebellen gedood. Nog dezelfde dag vielen er aan Macedonische zijde tien doden toen een militair konvooi, onderweg van Skopje naar Tetovo, werd aangevallen. Twee dagen later kwamen nog eens acht soldaten om toen een militaire vrachtwagen over een landmijn was gereden op het platteland ten noorden van de hoofdstad. De Macedoniërs namen op een brute wijze wraak op de NLA toen op 12 augustus in het dorpje Ljuboten, vlakbij Skopje, tien onschuldige etnische Albanezen werden vermoord onder leiding van commandant Johan Tarculovski, die na de opstand werd veroordeeld door het Internationale Strafhof in Den Haag en een gevangenisstraf van acht jaar heeft uitgezeten voor zijn daden in Ljuboten.

Macedonische en Albanese vertegenwoordigers ondertekenen het verdrag van Ohrid dat een einde zou maken aan de opstand. Bron: RepublikaEnglish.
Macedonische en Albanese vertegenwoordigers ondertekenen het verdrag van Ohrid dat een einde zou maken aan de opstand. Bron: RepublikaEnglish.

Ondanks deze laatste bloedige stuiptrekkingen van een conflict dat nu al meer dan een half jaar voortduurde, werden de onderhandelingen in Ohrid begin augustus tot een succesvol einde gebracht. De vele doden die plots te betreuren waren kunnen gezien worden als de figuurlijke druppel die de emmer voor de Macedoniërs deed overlopen. Om verdere bloedvergieten te voorkomen werd op 13 augustus een verdrag ondertekend dat het einde zou betekenen van de Albanese opstand van 2001. Het verdrag van Ohrid, dat door de vier grootste partijen van het land werd ondertekend, voldeed aan veel van de eisen die de NLA stelde en de positie van etnische Albanezen in de Macedonische samenleving verbeterde aanzienlijk. Door een nieuwe wet was de Albanese minderheid voortaan beter vertegenwoordigd in het parlement, werd het Albanees in gebieden met een Albanese meerderheid van boven de 20% erkend als officiële taal en een tot dan toe illegale Albanese universiteit in Tetovo werd officieel erkend door de regering in Skopje.

Onderbelicht

Het verdrag van Ohrid maakte definitief een einde aan de Albanese opstand van 2001 in Noord-Macedonië. In vergelijking met andere, vaak bloederige, conflicten op de Balkan uit de jaren negentig en begin 2000 kan de opstand in Noord-Macedonië al snel beschouwd worden als een relatief klein en niet zo opvallend conflict. Desondanks heeft de opstand aan meer dan 200 mensen het leven gekost en hebben meer dan 170.000 mensen het geweld ontvlucht in een land met slechts zo’n twee miljoen inwoners. Het tot nu toe vaak onderbelichte conflict kan daarom alsnog als een belangrijke gebeurtenis in de naoorlogse geschiedenis van de Balkan worden beschouwd. 

Ondanks dat het verdrag van Ohrid een einde maakte aan de Albanese opstand van 2001, nam het niet alle spanningen tussen etnische Macedoniërs en Albanezen in Noord-Macedonië weg. Zo namen tijdens de coronapandemie spanningen weer toe door een rechtszaak over een vermoedelijk incident uit 2012 waarbij zes etnisch Albanezen worden verdacht van het vermoorden van vijf etnische Macedoniërs en in 2017 bestormden een groep boze Macedonische nationalisten het parlementsgebouw nadat een Albanese politicus als parlementsvoorzitter werd gekozen. De Albanese opstand van 2001 is tot nu toe het enige gewapende conflict dat heeft plaats gevonden tussen etnische Macedoniërs en Albanezen in de jonge geschiedenis van Noord-Macedonië. Alle spanningen in acht genomen, zal de toekomst uitwijzen of dat ook zo zal blijven.

Remko Munnik studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef dit artikel in het kader van de Grand Tour, een studiereis naar bestemmingen waar reizigers normaal gesproken niet zo vaak zouden komen.

Bibliografie

Caroll, Rory. “Macedonia still burns, a decade on.The Guardian. Geraadpleegd op 29 april 2023.

CRS Report for Congress. “Macedonia: Country Background and Recent Conflict.” Geraadpleegd op 28 april 2023.

Detrez, Raymond. Macedonië: Land in de Wachtkamer. Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet, 2002.

Gall, Carlotta. “Albanian Rebels Widen Attack Along Macedonia Border.The New York Times. Geraadpleegd op 29 april 2023.

Gjorgjioska, Marija Adela. “Ethnicity and Nationality in and Around the ‘Prespa Agreement’ on the Macedonia Name Issue.” European yearbook of minority issues 17, no. 1 (2020): 190–211.

Hilaj, Arjan. “The Albanian National Question and the Myth of Greater Albania.” The Journal of Slavic military studies 26, no. 3 (2013): 393–413.

Koktsidis, Pavlos I. “The Decision to Use Violence: Opportunity Structures and the Albanian Insurgency in the Former Yugoslav Republic of Macedonia.” Ethnopolitics 18, no. 4 (2019): 383–405.

Likmeta, Besar. “Poll Reveals Support for ‘Greater Albania’.” Balkan Insight. Geraadpleegd op 28 April 2023.

Marusic, Sinisa Jakov. “North Macedonia: Justice Postponed Again in Mass Murder Trial.Balkan Insight. Geraadpleegd op 17 mei 2023.

Marusic, Sinisa Jakov. “20 Years On, Armed Conflict’s Legacy Endures in North Macedonia.Balkan Insight. Geraadpleegd op 28 april 2023.

Os, Pieter van. “Totale anarchie in Albanië door gigantisch schandaal in 1997.” Interview door Wouter Bouwman en Roelof de Vries. NPO Radio 1. Geraadpleegd op 28 april 2023.

Ripiloski, Sasho. Conflict in Macedonia: Exploring a Paradox in the Former Yugoslavia. Boulder, CO: Lynne Rienner Publishers, 2010.

Terzieff, Juliette. “Macedonia Warns Rebels to Quit or Else / Government turns back on call for talks.” SFGate. Geraadpleegd op 29 april 2023.

Veljovski, Gjorgji. The Effectiveness of the Counterinsurgency Operations During the Macedonian Conflict in 2001, 2010.

Wood, Nickolas. “Police retake gutted town of seven people.The Guardian. Geraadpleegd op 29 april 2023.

Avatar
Over redactie Donau 196 Artikelen
Donau is een platform voor artikelen over Midden- en Zuidoost-Europa. U kunt hier reportages, interviews en achtergronden lezen over de culturen, samenlevingen en politieke ontwikkelingen van Hongarije tot Oekraine en van Albanië tot Rusland. Als enige tijdschrift over Midden en Zuidoost-Europa in het Nederlandse taalgebied probeert Donau clichés te ontkrachten en een genuanceerd en gevarieerd beeld van het gebied te scheppen.